3.1 Informatievaardigheden

3.1.1 De docent toont aan dat hij adequaat gebruik kan maken van zoekmachines en databases om zo digitaal (leer-) materiaal te ontsluiten.

Voor mijn opleiding maak ik gebruik van Google Scholar voor het vinden van wetenschappelijke artikelen. Deze heb ik gebruikt voor mijn praktijkonderzoek. Daarnaast maak ik vaak gebruik van Google om te zoeken naar informatie. Zo vind ik het prettig om te zoeken naar uitleg en oefenmateriaal voor de vakinhoudelijke kant van mijn studie. Vaak kom ik dan terecht bij uitlegvideo's op YouTube, maar ook de site van HHofstede komt vaak bovenaan te staan bij een zoekopdracht.

3.1.2 De docent toont aan dat hij sites kan beoordelen op betrouwbaarheid en authenticiteit en dat hij het belang hiervan kan overbrengen op zijn leerlingen.

Voordat ik mijn leerlingen iets laat zien dat ik op internet heb gevonden, bekijk ik dit eerst zelf. Ik check daarbij of de informatie klopt en of het wordt uitgelegd op de manier die past bij mijn eigen uitleg. De begrippen die gebruikt worden, moeten door de leerlingen begrepen worden. 

Zelf zoek ik voor mijn opleiding nog wel eens op wikipedia. Voor het vak 'geschiedenis van de wiskunde' heb ik informatie opgezocht over beroemde wiskundigen.  Op Wikipedia let ik altijd goed op of de informatie overeenkomt met de informatie die al bij mij bekend is. Voor het genoemde vak heb ik bijvoorbeeld gekeken of de informatie op Wikipedia dezelfde is als in het boek 'Wortels van de wiskunde'. Daarin worden o.a. beroemde wiskundigen besproken. 

 

3.1.3 De docent toont aan dat hij verantwoord kan omgaan met andermans (digitale) producten en op de hoogte is van de regels met betrekking tot plagiaat en plagiaatpreventie.

Bij het maken van verslagen mag geen gebruik worden gemaakt van het ongeoorloofd overnemen van andermans werk. Dit geldt voor mijzelf, bijvoorbeeld bij het maken van mijn P-taak 4 (praktijkonderzoek), maar uiteraard ook voor leerlingen. Voor mijn vak hoeven leerlingen niet vaak een verslag of iets dergelijks in te leveren. Als dat wel het geval is, kan ik in Magister aangeven dat ik de plagiaatcontrole 'aan' wil zetten. Ik heb dit gebruikt bij een opdracht voor klas 1 Basis/Kader. Zij moesten 3 foto's maken van verschillende hoeken. Dit werd via Magister ingeleverd en daarbij heb ik de plagiaatcontrole aangezet. 

 

 3.2 Kennismanagement

 

3.2.1  De docent toont aan dat hij op efficiënte wijze informatiebronnen kan organiseren en deze kan inzetten als productiefactor voor leren en lesgeven.

De methode die ik op school gebruik, heeft voor de leerlingen oefenmateriaal. Elk hoofdstuk bevat een aantal opdrachten die online gemaakt kunnen worden. Ik kan via de ELO controleren wie welke opdracht heeft gemaakt en of dit goed gedaan is. De score is voor mij zichtbaar. Elk hoofdstuk heeft ook een 'test jezelf'. Om leerlingen te stimuleren deze opdracht te maken, geef ik 0,2 punten extra op het proefwerkcijfer als de leerling deze opdracht voor minimaal 65% goed maakt. Dit heeft een dubbel doel. De leerling is aan het oefenen voor het proefwerk èn als deze opdracht 65% of meer goed gemaakt heeft, dan is de lesstof ook voldoende begrepen en is de kans op een goed cijfer dus hoger. Voor leerlingen die op het proefwerk net een 5,8 halen, is de 0,2 verhoging een fijne aanvulling, om toch een voldoende te halen. (Op de school waar ik werk, is een 6,0 voldoende)

3.3 Mediawijsheid

3.3.1 De docent toont aan dat hij creatief, kritisch en bewust kan omgaan met actuele media.

Ik heb een account op Facebook en op Pinterest. Het account op Pinterest wordt zelden gebruikt. Verder maak ik geen gebruik van sociale media. Dat is een bewuste keuze, omdat ik niet overal gevonden en gevolgd wil worden. Dat is ook de reden dat ik de video's in dit portfolio niet openbaar heb gedeeld. Alleen voor de presentatie van mijn portfolio zijn de video's beschikbaar.
Op Facebook volg ik hoofdzakelijk de gebeurtenissen van anderen, zelf post ik weinig. Voor mijn vak ben ik op Facebook lid van de groep 'leraar wiskunde', 'wiskundelessen' en 'WiskundeAcademie.nl'.  Daar vind ik lesideeën en interessante informatie over het vak wiskunde. Voor de doelgroep waar ik les aan geef (onderbouw vmbo) is er weinig materiaal, maar door het volgen blijf ik wel op de hoogte wat er in hogere klassen en hogere niveaus wordt aangeboden. Dit is voor mij van belang om de doorgaande leerlijn in de gaten te blijven houden. 
 

 

 

3.3.2 De docent toont aan inzicht te hebben in de manier waarop de digitale  wereld invloed heeft op de opvoeding van jongeren.

De invloed van de digitale wereld merk ik niet alleen als docent, maar ook als moeder. In de tijd dat ik zelf de leeftijd had van mijn leerlingen/kinderen was er nog geen mobiel telefoonverkeer. Thuis hadden wij geen computer, op school kreeg ik wel het vak informatica waar gebruik werd gemaakt van computers en een cassetterecorder met bandjes. Kinderen in deze tijd hebben geen idee van hoe dat er toen uitzag. 

Tegenwoordig zijn leerlingen bijna 24/7 online en beschikken ze vrijwel overal over internet. Ze komen het lokaal in met hun telefoon in de handen, bezig met een game of een app. In de pauze zitten ze bij elkaar, maar veel hoofden zijn gericht op de telefoon. Ook de ouders zijn in staat om hun kind uitvoerig te volgen. Cijfers in Magister worden soms eerder gezien door de ouders, dan door de leerling zelf. Het heeft natuurlijk voordelen dat je continu bereikbaar bent, maar het heeft ook zeker nadelen. Af en toe tref ik een leerling die bewust geen mobiele telefoon heeft. Daar heb ik bewondering voor. Ik zou zelf niet zonder kunnen, maar ben ook zeker niet op elk moment van de dag bereikbaar of online. 

3.3.3 De docent toont aan dat hij voor leerlingen geschikte en betrouwbare digitale leerbronnen kan selecteren, passend bij hun leeftijd, sociaal- emotionele en morele ontwikkeling.

In mijn lessen maak ik gebruik van de uitlegvideo's van de methode (Moderne Wiskunde - 10e editie). Deze sluiten naadloos aan bij de opgaven in het lesboek. Daarnaast maak ik soms gebruik van de uitlegvideo's van de Wiskunde Academie. Deze video's zijn gemaakt voor havo en vwo en ik zet ze in ter afwisseling van de video's uit de methode. Bijvoorbeeld de uitleg over kwadraten en wortels van getallen. 

 

3.3.4 De docent toont aan dat hij leerlingen bewust kan maken van de meerwaarde en risico’s van internetgebruik.

Internet is een prachtig medium om informatie op te zoeken en contact te hebben met mensen over de hele wereld. Maar er schuilen ook gevaren. Vooral jongeren zijn erg beïnvloedbaar en moeten dus gewezen worden op de gevaren van het internet. Als mentor ligt daar voor mij een taak, die overigens thuis bij de ouders begint. 

In de mentorlessen ga ik met de leerlingen in gesprek over internetgebruik, veilig internetten, wachtwoorden, privacy en regels m.b.t. whatsapp. Over dat laatste is meer te lezen in de volgende subindicator (3.3.5)

Op internet heb ik een mooie poster gevonden met 10 tips voor veilig internetgebruik. Deze laat ik aan mijn mentorleerlingen zien tijdens de mentorles.

(deze poster is enigszins verouderd, omdat er in tip 8 gesproken wordt over Hyves, wat inmiddels niet meer bestaat. Maar je kunt hier natuurlijk ook Facebook, Twitter, Instagram en Snapchat lezen)

Na de les krijgen de leerlingen een gelamineerde afbeelding (in klein formaat) om mee te nemen. Zo hebben ze iets tastbaars waar ze nog eens naar terug kunnen kijken.

3.3.5 De docent toont aan dat hij zich bewust is van online pestgedrag en bekend is met de geldende protocollen.

Het Gomarus College (de scholengemeenschap waar ik werk) wil een veilige school zijn voor iedereen. Dus zowel voor leerlingen, ouders maar ook docenten en ondersteunend personeel. Voor de leerlingen wordt het pestprotocol nageleefd. Op de locatie waar ik werk zijn 2 anti-pestcoördinatoren aangesteld, een man en een vrouw. Als er (een vermoeden van) pestgedrag is, wordt dit doorgegeven aan deze coördinatoren. Zij volgen het pestprotocol. 

Daarnaast is er per locatie een interne vertrouwenspersoon. Deze persoon is aanspreekpunt voor leerlingen, ouders en personeelsleden. Er kan een beroep op de vertrouwenspersoon worden gedaan bij ongewenste omgangsvormen op school zoals: seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, pesten, agressie en geweld.

Er is ook een externe vertrouwenspersoon die hulp kan bieden bij ernstiger zaken. De informatie is te vinden op de site van het Gomarus College

In mijn eigen mentorklas was er aan halverwege het 1e schooljaar sprake van pestgedrag in de groepsapp van de klas. Dit gebeurde in de kerstvakantie, dus buiten schooltijd. Ik ben door de ouders op de hoogte gebracht en zij hebben zelf contact gezocht met de aanstichter. Het probleem was hierdoor snel opgelost en bleek gelukkig 'storm-in-een-glas-water' , maar was voor mij wel aanleiding om dit in de mentorles te bespreken. We hebben samen regels gemaakt voor de groepsapp. Deze regels zijn uiteindelijk door een groepje leerlingen samengevat in een rap. De tekst van deze rap is een tijdje de profielfoto van de  groepsapp geweest.

 

3.3.6 De docent toont aan dat hij zijn leerlingen bewust om kan laten gaan met de mogelijkheden van internet en sociale media ten behoeve van het eigen leren.

Zoals al eerder aangegeven gebruiken wij op school het programma Peppels.net voor het opstellen van een digitaal portfolio. Hierbij maken de leerlingen een persoonlijke pagina aan waarbij ik ze wijs op wat wel en niet verstandig is om online te delen. Dit portfolio kan worden meegenomen naar een volgende opleiding, waardoor het een groeidocument wordt. Voor leerlingen is het daarom belangrijk om selectief te zijn in wat belangrijk is om te bewaren en wat niet.

Maak jouw eigen website met JouwWeb